Deel 3: Koninklijk Huis en drugsbestrijding – zoek de verschillen!

In deel 1 en deel 2 van deze serie zagen we al dat met the war on drugs alleen wordt bereikt dat het verdienmodel van drugshandelaars en ook de daarmee verbonden criminaliteit in stand wordt gehouden. De politieke belofte blijft intussen onveranderd dat deze criminaliteit nu écht met alle mogelijke middelen zal worden teruggedrongen. Het gekke is dat we jaar in jaar uit met z’n allen in die belofte blijven geloven.

Maar zijn er dan echt geen successen te noteren? Het kraken van Encrochat was behoorlijk spectaculair, waarbij we het vraagstuk of het daaraan ten grondslag liggende onderzoek wel kosher was nu even terzijde laten. Andere successen? Boris P., die wordt geassocieerd met Ridouan Taghi, werd onlangs in Montenegro dan toch eindelijk in de kraag gevat (zie noot 1). En nadat haar voorganger Ferd Grapperhaus krachtdadig had ingegrepen na de moord op de advocaat Derk Wiersum door niets minder dan een Multidisciplinair Interventieteam in het leven te roepen, heeft onze kersverse minister van Justitie op even krachtdadige wijze dit initiatief weer de nek omgedraaid door niet alleen de naam van het team te wijzigen, maar ook door de scope van werkzaamheden aanzienlijk te beperken (zie noot 2). Het doel is niet langer het op multidisciplinaire wijze interveniëren, maar alleen nog ‘het bedenken van nieuwe methoden om criminele structuren en hun verdienmodellen te verstoren’.

En inderdaad, als je al deze mooie ontwikkelingen combineert met het recente initiatief van de vroede vaderen van Rotterdam en Antwerpen om in het vervolg alle inkomende fruitcontainers extra goed te controleren, kan het moment niet ver weg zijn dat er chronische tekorten zullen gaan ontstaan op de drugsmarkt. En dat je dus ook prijsstijgingen zult zien van een zodanige omvang, dat zelfs goed verdienende advocaten op de Zuidas zich wel tweemaal zullen bedenken voordat ze zich weer een lijntje coke permitteren. Op rave parties zal de alcohol de pillen geheel hebben verdrongen, tot vreugde van de vaderlandse jeneverfabrikanten. Dan is de strijd tegen de drugscriminaliteit zo goed als gewonnen en kan de vlag eindelijk uit.

Maar gaat de ambitie van onze minister van Justitie, bestaande uit het slechts ‘verstoren’ van die criminele structuren en verdienmodellen, dan eigenlijk wel ver genoeg? Is zij niet bang dat die verstoring het achterliggende systeem juist perfect in stand houdt? En het dus in wezen slechts symptoombestrijding blijft? Waarom is het doel van de nieuw te bedenken methoden niet om, net zoals zij met het Muitidisciplinair Interventieteam heeft gedaan, criminele structuren en hun verdienmodellen de nek om te draaien in plaats van slechts te verstoren? Mogelijk is wat de VVD betreft verstoren al mooi genoeg, maar hoezo en waarom?

Je zou dus kunnen concluderen dat er niet zo goed wordt nagedacht. En de ervaring leert dat niet goed nadenken tot onafzienbare schade leidt. Dat is onder meer bij toeslagen het geval, maar nog in onvoorstelbaar ernstiger mate – en dit al gedurende decennia - bij drugsbestrijding. Hoe zouden opvolgende ministers van Justitie, en door de wol geverfde bestuurders van de grootste Europese havensteden, ooit tot de gedachte kunnen komen dat hun - slechts naar uiterlijke schijn krachtdadig - optreden enig betekenisvol effect zou kunnen hebben. Is het een kwestie van zelfdeceptie? Of weet men wel degelijk hoe de vork in de steel zit, maar wordt niettemin politiek gewin verwacht van verbaal stevig optreden in combinatie met een praktijk van pappen en nathouden?

Wat verder opvalt is dat journalisten bij dit type beleidsbeslissingen de bewindspersonen bepaald niet het vuur na aan de schenen leggen. Hetzelfde geldt, en dat is temeer beschamend, voor het gros van onze volksvertegenwoordigers, onverschillig hun politieke kleur. Het wordt allemaal voor zoete koek geslikt. Kennelijk willen we, als opgemerkt, allemaal graag geloven dat er iets van logica schuilgaat achter de nieuw geïntroduceerde maatregelen.

Zijn er dan helemaal geen tegengeluiden? Zeker wel, maar die gaan verloren in het grote gekrakeel. Ik noem als voorbeelden artikelen die nog betrekkelijk recent zijn gepubliceerd door de strafrechtadvocaat mr. Willem Backer, een cri de coeur van de vakbondsman Koen Keehnen die in de Rotterdamse haven het nodige heeft meegemaakt, en ten slotte zelfs een echte TED-talk van zeven jaar geleden, gegeven door de Amerikaanse expert in internationale relaties Ethan Nadelmann. Last but not least is te verwijzen naar de Global Commission on Drugs Policy, waaraan prominente (ex )politici zijn verbonden maar daarnaast toch ook iemand als Richard Branson (zie noot 3). Deze commissie vond navolging in Nederland, zie in dit verband het ‘Manifest voor een realistisch drugsbeleid’ met als ondertekenaars - naast de nodige prominente figuren uit de verslavingszorg - niet alleen de huidige voorzitter van de Tweede Kamer, maar ook mensen als Frits Bolkestein en wijlen Peter R. de Vries. Ook zou je natuurlijk het oor te luisteren kunnen leggen (maar dan wel vertrouwelijk) bij ervaren officieren van justitie en bestuurders van Rotterdamse en Antwerpse containerterminals. Dan merk je dat het verstoren zo af en toe weliswaar een - per definitie tijdelijk - orgastisch genoegen kan opleveren, maar het verder gewoon een kwestie blijft van dweilen met de kraan open. Waarom kan slechts op vertrouwelijke wijze informatie worden ingewonnen bij functionarissen van het Openbaar Ministerie en terminalbestuurders? Het antwoord luidt dat die informatie politiek ongewenst is, het is een taboe om de zaken te benoemen zoals ze zijn. Daarom lijken we gedoemd tot voortmodderen, en blijven we gericht op het in stand houden van de drugs-gerelateerde verdienmodellen en de daarmee verbonden criminaliteit.

Dan nu de hamvraag. Hoe is het mogelijk dat er sprake kan zijn van zo’n aanhoudende collectieve dwaling, zo’n aanhoudend collectief naïef geloof. Waarom spelen logica en rationaliteit geen rol wanneer het om de ‘war on drugs’ gaat. Hier een poging tot het geven van een antwoord, waarbij een vergelijking zal worden gemaakt met het breed levend sentiment rond het Koninklijk Huis.

Kijken wij naar het Koninklijk Huis, dan is daar - voorzichtig uitgedrukt - weinig rationeels aan te ontdekken. Toch blijkt dat het Koninklijk Huis voorziet in een behoefte. Wij zwaaien graag naar de leden daarvan. Het bestaan van de monarchie gaat ook met rituelen gepaard. Kersttoespraken. Troonredes. Hoedenparade. Het is volkomen onschuldig. Maar heeft het voortbestaan van de monarchie toch nog enig nut? Sommigen denken dat een handelsmissie met een vertegenwoordiger van het Koninklijk Huis tot veel betere resultaten leidt dan wanneer zo’n missie niet van een vorstelijk tintje zou zijn voorzien. De vraag is echter of deze gedachte niet is gestoeld op een grove, zo niet beledigende onderschatting van het intellect van de counterparts van zo’n handelsmissie.

Naar alle waarschijnlijkheid heeft het Koninklijk Huis dus, los van de bevrediging van de behoefte aan rituelen, geen enkel nut. Maar is het ook schadelijk? Dat valt erg mee. Alleen bij de grootvader van onze huidige koning stond het moreel kompas minder goed afgesteld met als gevolg dat hij in crimineel vaarwater verzeild raakte. Voor het overige is er echter geen relatie tussen het Koninklijk Huis en criminaliteit. Er is dan ook in diverse variaties van enthousiasme ruim voldoende steun voor het voortbestaan van het Koninklijk Huis. Er wordt wat gemopperd vanuit het zogeheten Republikeins Genootschap, maar daar blijft het dan ook bij. Kortom, ook al zou niemand ooit bij het ontwerpen van een staatsvorm kiezen voor een monarchie, toch is die er nu eenmaal en zijn we er met z’n allen op de een of andere manier aan gehecht geraakt. Ook is kenmerkend dat door de bank genomen eigenlijk niemand zich druk maakt over het bestaan of voortbestaan van het Koninklijk Huis. Waarom zou je ook? Het is er gewoon, en je hebt er in de praktijk totaal geen last van.

Zo is het in de meeste opzichten ook met drugsbestrijding, met dìt verschil dat die maatschappelijk wel zeer ernstige schade oplevert. De meesten van ons hebben in het dagelijks leven helemaal geen last van drugsbestrijding, zodat op individueel niveau geen aanleiding bestaat die ter discussie te stellen. Een niet onbelangrijk element lijkt ook te zijn dat, hoe gek het ook klinkt, enig entertainment is verbonden aan het fenomeen. Wie wordt niet blij als het NOS-journaal meldt dat er een nòg grotere partij cocaïne in de Rotterdamse haven in beslag is genomen dan de vorige keer, terwijl ook die partij al behoorlijk groot was. Zo blijkt immers maar weer dat de politie haar mission statement ‘waakzaam en dienstbaar’ geheel waarmaakt. De afrekeningen in het criminele milieu, vergismoorden, omstanders die het loodje leggen - daar houden we weliswaar niet van maar het levert toch interessant leesvoer op. Ook de processen die daar dan weer op volgen. Martelcontainers – daar gruwen we van maar HEE! - het is toch maar mooi ontdekt. Je wilt die jongens toch absoluut niet hun gang laten gaan. Verder blijkt het televisiekijkend volksdeel er dol op te zijn om in praatprogramma’s strafadvocaten van die grote drugscriminelen aan het woord te zien. Dit soort ‘nieuws’ komt tegemoet aan een behoefte. We moeten ons ergens over kunnen opwinden. In het oude Rome werd met behulp van gladiatoren in een vergelijkbare behoefte voorzien. Nu zijn het de moedige drugsbestrijders. De grote criminelen. En niet te vergeten de onvermijdelijke ‘topadvocaten’ en de hen interviewende ‘topjournalisten’. Ook hier gaat het om rituelen die nauw verbonden zijn met het fenomeen drugsbestrijding.

Dus verstand op nul, blik op oneindig en doorgaan met die drugsbestrijding. In het achterhoofd is er het bewustzijn dat men met een kat-en muisspel bezig is. En dat, hoeveel katten je ook inzet, er altijd ruim voldoende muisjes zullen blijven. Dan toch maar stoppen? Nee natuurlijk, gewoon doorgaan met ‘verstoren’.

Het is werkverschaffing, zo zou je kunnen concluderen. Niet alleen de politie heeft er handenvol werk aan, maar ook de beperkte capaciteit van zowel het Openbaar Ministerie als de rechterlijke macht wordt voor een zeer belangrijk deel opgeslokt door drugsgerelateerde strafzaken. Onderschat niet de aanslag die dit jaarlijks oplevert op de overheidsmiddelen. Maar nog belangrijker, onderschat niet de onmisbare bijdrage die dit alles levert aan het volmaakt in stand houden van het verdienmodel van de drugshandelaar. Op het punt van die werkverschaffing is een vergelijking met de dertiger jaren op zijn plaats. Ook toen werd de noodzaak van werkverschaffing gevoeld, maar daar hebben we dan toen toch maar mooi de Afsluitdijk aan overgehouden. Het maatschappelijk nut van de hier aan de orde zijnde werkverschaffing is daarentegen helaas nul komma niente. Vergeet daarbij vooral ook niet de ontwrichtende effecten van het continue doorstromen van het drugsgeld naar ‘de bovenwereld’.

Kortom: de besproken fenomenen het Koninklijk Huis en drugsbestrijding hebben de irrationaliteit gemeen. Ook voorzien ze elk op een eigen wijze in een maatschappelijke behoefte aan rituelen, maar is verder van maatschappelijk nut geen sprake. Een derde interessante overeenkomst is dat dit niet tot enig serieus maatschappelijk of politiek debat leidt. Een belangrijk verschil is echter wel dat het Koninklijk Huis, in tegenstelling tot drugsbestrijding, volkomen onschadelijk is. Het is daarom passend dit derde deel van de serie, mèt mr. A. Broekers-Knol, af te sluiten met ‘Leve de Koning!!! Hoera! Hoera! Hoera!

 

  1. Deze Boris wordt geassocieerd met de kring rond Ridouan Taghi, en zou een belangrijke schakel zijn in het voortzetten van de drugshandel waarmee deze kring nog altijd veel geld zou vergaren. De arrestatie maakt onderdeel uit van het streven van politie en justitie om criminele machtsstructuren te doorbreken, door ook handlangers van gedetineerde leiders te arresteren.

  2. Het team luistert sinds kort naar de naam ‘Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC)’.

  3. Erg succesvol is de commissie niet, er is inmiddels al een heel stel overleden, onder wie niemand minder dan Kofi Annan.