Vernietiging faillissement; wie het laatst lacht, lacht het best?

Als een faillissement onterecht is uitgesproken, kan de gefailleerde die niet op de zitting is verschenen in verzet. Als hij wel is verschenen op de faillissementszitting kan hij in hoger beroep. Beide termijnen zijn kort; verzet moet binnen veertien dagen worden ingesteld, hoger beroep zelfs binnen acht dagen na faillietverklaring.

Het faillissement wordt uitgesproken als sprake is van de toestand dat de schuldenaar is opgehouden met betalen. Dat betekent concreet dat niet alleen de aanvrager van het faillissement een (openstaande) vordering moet hebben, maar dat er daarnaast sprake is van minimaal één andere schuldeiser met een openstaande schuld die niet betaald wordt (in vaktaal noemen we dat een steunvordering). Rechtbanken in Nederland gaan verschillend om met het oordeel of er een steunvordering is, zeker als de wederpartij niet op de zitting komt opdagen. Bij de ene rechtbank is het dan voldoende als de aanvrager stelt “naast mijn vordering laat de wederpartij ook nog andere schulden onbetaald” terwijl je bij de andere rechtbank toch echt met een concreter voorbeeld zal moeten komen.

Is het faillissement eenmaal uitgesproken, dan heeft dat natuurlijk grote gevolgen. De curator gaat de boedel te gelde maken, oftewel: zaken verkopen. Ook andere bevoegdheden van een curator hebben grote gevolgen, zoals het ontslaan van werknemers of het opzeggen van huurovereenkomsten. Kortom, als uw bedrijf onterecht failliet is verklaard, of u bent onterecht persoonlijk failliet verklaard, moet u snel in actie komen.

De aanvrager van het faillissement hoeft geen vonnis tegen de gefailleerde te hebben; zijn vordering moet slechts “summierlijk blijken”. Dat betekent: op eenvoudige wijze vast te stellen. Een voorbeeld: uw faillissement is uitgesproken op basis van een vordering waartegen u verweer hebt gevoerd, maar de faillissementsrechter vond toch dat deze “summierlijk is gebleken”. U heeft natuurlijk geen zin om met de aanvrager een regeling te treffen, want dat houdt in: geld betalen. Bovendien, als u stellig meent niets aan iemand verschuldigd te zijn, gaat u diegene natuurlijk ook niets betalen. En het goede nieuws is: dat hoeft ook niet altijd. In verzet en in hoger beroep vindt namelijk een nieuwe zitting plaats, en op dat moment wordt opnieuw getoetst of sprake is van de faillissementstoestand (opgehouden met betalen).

Stel nu eens dat u voor de zitting met alle bekende schuldeisers een regeling treft, behalve met de aanvrager. Dat kan dus zijn omdat u het niet eens bent met zijn vordering, maar bijvoorbeeld ook omdat de aanvrager een miljoenenvordering heeft en alle overige schuldeisers relatief gezien “kleintjes” zijn. U betaalt alle steunvorderingen, of u treft een regeling met de betreffende schuldeisers. Tijdens de zitting is er dan nog maar één vordering over, namelijk die van de aanvrager. En dat betekent dat het faillissement wordt vernietigd. In twee recente uitspraken, één van het Gerechtshof Den Haag van 20 februari 2020 en één van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2020, gebeurde precies wat hiervoor omschreven staat. In beide zaken werd het uitgesproken faillissement dus vernietigd omdat er tijdens de zitting bij het gerechtshof nog maar één schuldeiser was. De aanvrager dacht dat hij met de faillissementsaanvraag een machtig middel in handen had, maar de wederpartij lachte in deze zaken het laatst.