Vaststellingsovereenkomst met een mogelijk zieke werknemer? Geen goed idee.

Eerder schreef ik een artikel over omstandigheden waarin een vaststellingsovereenkomst kan worden aangetast door de rechter en wat het effect is van het uitsluiten van een beroep op vernietiging en/of ontbinding van de overeenkomst. In een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam komen deze thema's terug. Kortom, tijd voor een update!

Hoe zat het ook alweer?

Het uitgangspunt is dat partijen gebonden zijn aan de afspraken in een vaststellingsovereenkomst (hierna: vso) en dat ook de rechter terughoudend omgaat met het 'openbreken' van een vso. Partijen beogen immers een einde te maken aan een onzekerheid of geschil tussen hen, of dat te voorkomen. Er zijn gevallen waarin partijen de vso toch kunnen aantasten (vernietigen of nietig (laten) verklaren), bijvoorbeeld wanneer bij de totstandkoming van de overeenkomst (achteraf gezien) sprake was van een wilsgebrek bij een van de partijen. Een wilsgebrek kan ontstaan door bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling. Het arbeidsrecht kent - naast de genoemde vernietigingsgronden – ook de wettelijke bedenktermijn (artikel 7:670b lid 2 BW). Op grond hiervan kan de werknemer binnen veertien dagen na het sluiten van een vso zonder opgave van redenen die overeenkomst zonder tussenkomst van een rechter ontbinden. Deze bedenktermijn kan niet worden uitgesloten.

Het komt geregeld voor dat partijen in de vso afspreken over en weer geen beroep te zullen doen op vernietiging, nietigverklaring of ontbinding van de overeenkomst. Een dergelijk beroep gaat echter niet altijd op. Het kan namelijk voorkomen dat het gelet op de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om hierop een beroep te doen, en het kan ook in strijd zijn met de goede zeden of de openbare orde. Kortom, er blijft altijd een mogelijkheid bestaan dat deze uitsluitingsbepaling aan de kant wordt gezet.

De uitspraak van het Hof Amsterdam

Deze zaak draait om een werknemer die sinds 1 december 1989 in dienst is bij IBM Nederland B.V. (hierna: IBM), laatstelijk tegen een salaris van € 7.809,07 bruto per maand. De werknemer heeft zich in augustus 2012 ziekgemeld vanwege een burn-out/depressie. In september 2012 heeft de werknemer zijn werk gedeeltelijk hervat. In februari/maart 2013 is de werknemer volledig hersteld gemeld. In juni 2015 hebben partijen, op initiatief van IBM, gesproken over een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst en is aan werknemer een concept-vso overhandigd. In de overeenkomst stond onder meer dat de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2017 eindigt en dat partijen afstand doen van hun recht op ontbinding en/of vernietiging van de vso. De werknemer heeft deze vso op 24 juni 2015 ondertekend. In augustus 2016 is vastgesteld dat de werknemer de ziekte van Parkinson heeft. De neurologen van de werknemer hebben geconcludeerd dat de diagnose waarschijnlijk ruim een jaar eerder gesteld had kunnen worden, dat de ziekte het inschattings- en wilsvermogen (en het vermogen om complexe zaken te overzien) van de werknemer kan hebben beïnvloed, dat - naast de motorische klachten - apathie en depressie veelvoorkomende klachten zijn bij Parkinson (en dat dit kan lijken op een burn-out) én dat de lichamelijke symptomen van Parkinson (op basis waarvan de diagnose gesteld kan worden) zich pas jaren later kunnen manifesteren.

De werknemer stelde dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen bij het sluiten van de vso door een stoornis van zijn geestvermogens en dat de vso daarom nietig is. Daarnaast beriep hij zich op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van dwaling. De werknemer heeft de kantonrechter verzocht om de nietigheid van de vso te bevestigen, dan wel de vso te vernietigen. Daarnaast heeft de werknemer verzocht dat IBM verplicht wordt het loon vanaf 1 juli 2017 door te betalen en de re-integratie voort te zetten. Deze vorderingen zijn door de kantonrechter afgewezen.

De werknemer gaat in hoger beroep omdat hij het (1) niet eens is met het oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat werknemer bij het aangaan van de vso leed aan een stoornis van zijn geestvermogens en (2) hij het oneens is met de afwijzing van zijn beroep op wederzijdse dwaling.

Stoornis van geestvermogens

De behandelend artsen verklaren weliswaar dat de ziekte van Parkinson het wilsvermogen van de werknemer bij het sluiten van de vso heeft kunnen beïnvloeden. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat de werknemer ten tijde van het sluiten van de vso daadwerkelijk leed aan een stoornis van zijn geestvermogens. Tussen de ontvangst door de werknemer van de overeenkomst en de ondertekening daarvan liggen vijf dagen, zodat niet kan worden gezegd dat de werknemer de overeenkomst (vrijwel) direct heeft getekend. Dat de werknemer bij het tekenen van de overeenkomst niet juridisch werd bijgestaan is niet doorslaggevend. Wel vindt het hof het van belang dat werknemer daadwerkelijk stappen heeft gezet om een andere baan te vinden. Hieruit mag worden afgeleid dat werknemer zich ervan bewust was dat de arbeidsrelatie zou eindigen. Bovendien overweegt het hof dat niet gebleken is dat het voor IBM kenbaar is geweest of had moeten zijn dat werknemer bij het sluiten van de vso de wil ontbrak om de overeenkomst te tekenen. IBM heeft er dus gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat werknemer de vso wenste te sluiten. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de kantonrechter.

Wederzijdse dwaling

Er is sprake van dwaling (artikel 6:228 BW) als de vso op basis van een onjuiste voorstelling van zaken tot stand is gekomen en deze onjuiste voorstelling te wijten is aan informatie verstrekt door de wederpartij of als de dwalende partij over bepaalde informatie had moeten worden ingelicht en dit niet is gebeurd. Bij het aangaan van de vso zijn partijen ervan uitgegaan dat de werknemer gezond was. Op basis van de verklaringen van de behandelend artsen is voldoende aannemelijk dat werknemer op dat moment al leed aan Parkinson. Ook moet ervan worden uitgegaan dat de burn-out/depressie van de werknemer in 2012/2013 kan worden gerelateerd aan de ziekte van Parkinson. Relevant is ook dat de werknemer bij IBM (bijna zesentwintig jaar) altijd goed heeft gefunctioneerd. Het staat voor het hof vast dat de werknemer bij een juiste voorstelling van zaken (indien hij had geweten dat hij aan Parkinson leed), de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Ook IBM is ervan uitgegaan dat de werknemer gezond en arbeidsgeschikt was, terwijl IBM bij een juiste voorstelling van zaken deze overeenkomst niet aan de werknemer zou hebben voorgelegd. Het hof concludeert daarom dat partijen bij het sluiten van de vso wederzijds hebben gedwaald. Dat partijen in de vso het recht op ontbinding en/of vernietiging van de overeenkomst hebben uitgesloten doet aan het voorgaande niet af. Ook die bepaling is immers onder invloed van diezelfde dwaling geaccepteerd. Bij brief van 16 juni 2017 aan IBM heeft de werknemer de vso (buitengerechtelijk) vernietigd. De vordering van de werknemer - zijnde voor recht te verklaren dat de vso is vernietigd op grond van wederzijdse dwaling - wordt toegewezen. Het gevolg van de vernietiging is in ieder geval dat de werknemer recht heeft op loon vanaf 1 juli 2017 tot 16 juli 2018 (de datum waarop het tweede ziektejaar en de loondoorbetalingsverplichting zouden zijn geëindigd).

Wat betekent dit voor werkgevers en werknemers?

Deze uitspraak leert dat een werkgever na het sluiten van een vso door een achteraf vastgestelde ziekte van de werknemer geconfronteerd kan worden met een enorme loonvordering. De aard van de ziekte van de werknemer kan in sommige gevallen ertoe leiden dat de afspraken tussen een werkgever en een werknemer achteraf gezien ongeldig zijn. Voor werkgevers kan dit grote financiële gevolgen hebben. Daarom is aan te bevelen om - alvorens een vso aan een werknemer voor te leggen - na te gaan of die werknemer daadwerkelijk arbeidsgeschikt is en zich dus bewust is van de gevolgen van het ontslag. Op die manier kan worden bewerkstelligd dat beide partijen van de juiste en dezelfde voorstelling van zaken uitgaan en dat afspraken die op basis van deze voorstelling zijn gemaakt, geldig zullen blijven. Voor de werknemer die zich benadeeld voelt, omdat hij achteraf gezien (indien hij had geweten dat hij ziek was) niet akkoord zou zijn gegaan met zijn ontslag, is er licht aan de horizon. Deze werknemer kan de vso mogelijk vernietigen en doorbetaling van zijn salaris vorderen.