Bestuurder tóch aansprakelijk voor achterstallige pensioenpremies bij een overgang van onderneming

Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 14 januari 2022 volgt dat de aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van art. 23 Wet Bpf 2000 zelfstandig is ten opzichte van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon. Dit betekent dat de aansprakelijkheid van een bestuurder voor premieschulden die zijn ontstaan tijdens zijn bestuursperiode, niet eindigt met het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar als bedoeld in art. 7:663 BW.

Toelichting

Een werkgever kan verplicht aangesloten zijn bij een bedrijfstakpensioenfonds. Dit betekent dat de werkgever pensioenpremies moet afdragen aan het bedrijfstakpensioenfonds, zodat het pensioen van zijn werknemers kan worden opgebouwd. Het kan voorkomen dat de werkgever de pensioenpremies niet meer kan betalen. Is de werkgever in dat geval een rechtspersoon, dan loopt de bestuurder een aansprakelijkheidsrisico. De bestuurder is namelijk op grond van art. 23 Wet Bpf 2000 aansprakelijk voor de achterstallige pensioenpremies van 'het lichaam'.

Het is belangrijk om te realiseren dat een rechtspersoon en een onderneming twee verschillende figuren zijn. Een onderneming is simpelweg een organisatorisch verband. In de literatuur wordt een onderneming ook wel aangeduid als een 'economische activiteit met een eigen doelstelling of bedrijf'. Een onderneming moet, om rechten en plichten te kunnen hebben, rechtspersoonlijkheid bezitten. Voorbeelden van rechtspersonen zijn de besloten vennootschap, de naamloze vennootschap, de vereniging en de stichting. De rechtspersoon is in feite de juridische constructie waarmee de onderneming kan deelnemen aan het rechtsverkeer, de 'juridische mantel' van de onderneming.

Een onderneming kan door een rechtspersoon ('de vervreemdende rechtspersoon') worden overgedragen op een andere rechtspersoon ('de verkrijgende rechtspersoon'). Wordt de onderneming na overdracht voorgezet door de verkrijgende rechtspersoon met dezelfde of soortgelijke bedrijfsactiviteiten, dan is er sprake van een overgang van onderneming. Bij een overgang van onderneming gaat de verplichting van de vervreemdende rechtspersoon om achterstallige pensioenpremies te betalen, over op de verkrijgende rechtspersoon. Toch blijft de vervreemdende rechtspersoon, tot één jaar na overgang van onderneming, samen met de verkrijgende rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor de premieschulden die vóór de overgang van onderneming zijn ontstaan. Deze rechtsregel volgt uit art. 7:663 BW.

De Hoge Raad

In een zaak bij de Hoge Raad speelde de vraag of een bestuurder van een vervreemdende rechtspersoon aansprakelijk is voor de achterstallige pensioenpremies van de vervreemdende rechtspersoon, wanneer de overgang van onderneming meer dan één jaar geleden heeft plaatsgevonden. Je zou kunnen zeggen dat wanneer de vervreemdende rechtspersoon niet meer aansprakelijk is voor achterstallige pensioenpremies, de aansprakelijkheid van de bestuurder van de vervreemdende rechtspersoon ook komt te vervallen. De verplichting om de achterstallige pensioenpremies te betalen rust immers na dit jaar alleen nog maar op de verkrijgende rechtspersoon.

Volgens de Hoge Raad is de aansprakelijkheid van een bestuurder op grond van art. 23 Wet Bpf 2000 zelfstandig ten opzichte van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon. Om die reden eindigt de aansprakelijkheid van een bestuurder, voor premieschulden die zijn ontstaan tijdens zijn bestuursperiode, niet met het verstrijken van de vervaltermijn van één jaar. Dit betekent dat ook langer dan één jaar na overgang van onderneming, een bestuurder van een vervreemdende rechtspersoon nog steeds kan worden aangesproken voor de premieschulden die tijdens zijn bestuursperiode zijn ontstaan.