Van lenen komt wenen

“Mag ik je grasmaaier even lenen?”. “Ja, geen probleem. Pak maar”. Meer is er niet voor nodig om een overeenkomst van bruikleen te sluiten. Doorgaans zal daar verder geen papier meer aan te pas komen. Een overeenkomst van bruikleen is een overeenkomst waarbij de een tijdelijk iets aan een ander in bruikleen geeft, zonder daarvoor een tegenprestatie te vragen. Zou wel een tegenprestatie worden gevraagd is namelijk sprake van een huurovereenkomst. Als partijen verder geen afspraken op papier zetten, kan men slecht terugvallen op de wettelijke bepalingen. Die wettelijke bepalingen leggen de bruiklener eigenlijk slechts twee verplichtingen op. Hij moet hetgeen hij leent weer teruggeven op enig moment en er gedurende de periode dat hij het leent goed voor zorgen. De wetgever omschrijft dat laatste als de zorg van een goed huisvader.

Maar wat als het geleende kapot gaat of gestolen wordt in de periode dat het wordt geleend door de bruiklener? In dat geval hangt de aansprakelijkheid van de bruiklener af van de door hem in acht genomen zorg. De grasmaaier dient te worden gebruikt waarvoor hij is bedoeld. Als de grasmaaier er tijdens het maaien van het gras mee ophoudt, is de bruiklener daarvoor niet aansprakelijk. Dit is slechts anders in het geval de bruiklener vergeet een stuk ijzer van het gras te verwijderen of de grasmaaier gebruikt als - laten we zeggen - een hakselaar (heel onverstandig overigens). Ook in het geval de grasmaaier wordt gestolen uit de afgesloten schuur van de bruiklener, kan hij daarvoor niet zonder meer aansprakelijk worden gehouden. Dat is slechts anders als de bruiklener de grasmaaier onbeheerd in zijn voortuin zou laten staan om de volgende morgen tot de conclusie te komen dat de grasmaaier is gestolen. In dat geval is niet de zorg van een goed huisvader betracht.

Praktijkgeval
Een neef leende van zijn oom een aanhanger voor een verhuizing. De aanhanger kon niet in de straat worden geparkeerd, waarop de neef besloot de aanhanger (voorzien van een slot) op een openbare parkeerplaats te stallen langs een drukke straat. Nog geen twee uur later was de aanhanger gestolen. Schuldgevoelens van de neef hebben hem ertoe bewogen direct een vervangende aanhanger te kopen voor zijn oom. Vervolgens gaf hij de kosten op bij zijn aansprakelijkheids­verzekeraar. De verzekeraar keerde niet uit, omdat zij van mening was dat de neef niet aansprakelijk was. Hij had de aanhanger immers tijdelijk op een verantwoorde manier achtergelaten, lees: zich als een goed huisvader gedragen. De neef procedeerde tot aan de Hoge Raad, maar werd toch in het ongelijk gesteld.

In dit geval had de neef zijn oom al schadeloosgesteld, maar het maakt wel duidelijk dat een bruiklener er niet op kan vertrouwen dat hij per definitie schadeloos gesteld wordt als hij iets uitleent wat kapot gaat of gestolen wordt. Doorgaans zult u uitsluitend iets lenen aan een goede bekende en zult u erop vertrouwen dat u schadeloosgesteld wordt als er zich zoiets voordoet. Toch is het verstandig het bovenstaande in gedachten te houden in het geval u iets leent wat van grotere waarde is of als aan iemand wordt geleend die u minder goed kent. Een simpele overeenkomst kan in dat geval een groot verschil maken, maar is voor veel mensen al een te grote drempel. Wel kan het u doen besluiten niet uit te lenen.