Justitie niet blij met rechtspraak

De nog verse staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Dijkhoff heeft laten weten dat het beleid ten aanzien van levenslanggestraften mogelijk zal worden aangepast. Uitspraken van rechters dwingen hem daartoe. Maar, zo verklaart Dijkhoff, hij wordt er niet blij van, en zal ernaar blijven streven dat levenslanggestraften ‘zo lang mogelijk’ vast blijven zitten.

Het beeld dat hiermee wordt opgeroepen is dat diverse gekke Henkies binnen de rechterlijke macht steeds maar weer onbegrijpelijke uitspraken doen, waaraan helaas gevolg moet worden gegeven.

Juist in zijn positie als bewindspersoon, verantwoordelijk onder meer voor de rechtspleging in dit land, had Dijkhoff inzicht moeten verschaffen in de overwegingen die aan de uitspraken ten grondslag liggen. Hij had die uitspraken begrijpelijk moeten maken, in plaats van het gezag van die uitspraken aan te tasten.

Hij zou hebben moeten zeggen dat een levenslange vrijheidsstraf die werkelijk per definitie tot het einde ten uitvoer wordt gelegd, eigenlijk een doodstraf op termijn is terwijl bij invoering van de straf werd beoogd de straf humaner te laten zijn dan de doodstraf. De beleidswijziging van 2004/2005, die inhoudt dat een levenslange vrijheidsstraf een letterlijk levenslange vrijheidsstraf is, is in strijd met de rechtspraak van het Europees Hof. Waarom is een tot het einde volgehouden tenuitvoerlegging in strijd met mensenrechten? Omdat een levenslange vrijheidsstraf intrinsiek onrechtvaardig is. Want anders dan bij een straf voor een bepaald aantal jaren, kan een letterlijk levenslange vrijheidsstraf bij de één flink langer duren dan bij de ander. Dat wringt. Verder blijkt dat na verloop van een groot aantal jaren zich vaak in de persoon van de veroordeelde veranderingen voltrekken. Waardoor bijvoorbeeld die veroordeelde niet langer gevaarlijk is, tot inzicht en inkeer is gekomen, en inmiddels kan worden geacht te hebben geboet voor de door hem begane misdrijven. Als levenslang letterlijk levenslang zou zijn, kan een veroordeelde voor de door hem begane misdrijven niet ‘boeten’ en kan er voor hem ook geen prikkel zijn om aan zijn resocialisatie te werken – het leven is dan namelijk letterlijk uitzichtloos. In de praktijk van de tenuitvoerlegging is dat niet werkbaar. Tegelijkertijd moet natuurlijk rekening worden gehouden, ook na verloop van lange tijd, met de belangen van slachtoffers en nabestaanden. De resocialisatie zal op een zodanige wijze moeten plaatsvinden dat met belangen van slachtoffers en nabestaanden zoveel mogelijk rekening wordt gehouden. Ook door hen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen.

Dit alles hebben we Dijkhoff niet horen zeggen. Hij gaf er de voorkeur aan de rechtspraak in diskrediet te brengen. Dat is verontrustend, omdat de rechterlijke macht dergelijke aanvallen niet verdient, en zich daartegen ook niet kan wapenen. Temeer zijn deze uitlatingen verontrustend, omdat deze blijk geven van een wezenlijk onbegrip van de fundamenten van de rechtsstaat.

Het gedrag van de bewindspersoon moet worden beschouwd als een vorm van staatsvandalisme. En hij is helaas niet de enige die zich daaraan schuldig maakt. De maatschappelijke schade die daaruit voortvloeit is van letterlijk onmetelijke omvang.

Dit opiniestuk is eerder gepubliceerd in Trouw van 23 juni 2015.