Medisch beroepsbeoefenaar niet vogelvrij

In allerlei maatschappelijke sectoren is in toenemende mate sprake van toezicht, controle en inspectie. Toezichthouders en inspecteurs hebben stevige bevoegdheden toebedeeld gekregen, waarmee zij - waar nodig - orde op zaken kunnen stellen. En als je die bevoegdheden hebt, is het natuurlijk verleidelijk die te gebruiken. Toezichthouders en inspecteurs is niets menselijks vreemd, en ook zij ontkomen niet aan het verschijnsel van geldingsdrang. En in voorkomende gevallen aan het verschijnsel van 'overreageren' wanneer zich een incident voordoet.

In de wereld van medisch beroepsbeoefenaars en zorginstellingen kan men hiervan meepraten. Legio zijn de voorbeelden waarbij toezichthouders/inspecteurs hun boekje te buiten zijn gegaan, en intussen onomkeerbare gevolgen zijn ingetreden voor de medische beroepsbeoefenaar of andere zorgverlener dan wel voor de zorginstelling.

De hoogste bestuursrechter in ons land steekt met zijn uitspraak van
1 juni 20161 de medisch beroepsbeoefenaar een hart onder de riem met een motivering die ieders aandacht verdient. De zaak gaat over de huisarts in het Noord-Hollandse Tuitjenhorn die in 2013 ernstig werd gekapitteld over de wijze waarop hij een palliatieve behandeling had uitgevoerd. De man heeft zich gesuïcideerd, waarna zijn echtgenote - tevens huisarts en opvolger in de praktijk van haar man - de rechtmatigheid van een besluit van de Inspectie voor de Volksgezondheid heeft aangevochten. Het aangevochten besluit van de inspecteur behelsde een 'bevel' aan de man om zeven dagen geen zorg meer te verlenen in zijn eigen huisartsenpraktijk en daarbij ook niet anderszins betrokken te zijn.

In de uitspraak van de hoogste bestuursrechter wordt veronderstellenderwijze ervan uitgegaan dat zich in de praktijk van de man een gevaar voordeed voor de veiligheid of de gezondheid. Veronderstellenderwijze, omdat inspecteur en de appellante juist hierover fundamenteel van mening verschilden. De bestuursrechter wijst op een kennelijk vergeten aspect: de Kwaliteitswet zorginstellingen2, waaraan de inspecteur zijn bevoegdheid tot het geven van een dergelijk bevel ontleende, stelt als aanvullend vereiste dat zo'n ingrijpend bevel alleen kan worden gegeven als het nemen van die maatregel redelijkerwijze geen uitstel kan lijden. Aan de hand van de feitelijke gegevens in deze zaak stelt de bestuursrechter vast dat het nemen van de maatregel wel degelijk redelijkerwijze uitstel had kunnen lijden. In ronde termen betekent dit dat de inspecteur heeft 'overgereageerd', zich heeft laten meeslepen (mediagevoeligheid), en zich niet in alle nuchterheid rekenschap heeft gegeven van het bestaan (dan wel het ontbreken) van de vereiste urgentie. De bestuursrechter stelt vast dat de inspecteur door het geven van het bevel jegens de man onrechtmatig heeft gehandeld.

Waarom is deze uitspraak opwekkend? Omdat - helaas niet eerder dan een kleine drie jaar nadat het incident zich heeft voorgedaan - wordt vastgesteld dat bij het inzetten van dergelijke ingrijpende bevoegdheden zwaar moet worden getild aan zorgvuldigheidseisen. Er moet sprake zijn van een objectiveerbare noodzaak en urgentie. Spierballenvertoon om het spierballenvertoon is uit den boze.

Het spreekt voor zich dat toezichthouders, controleurs en inspecteurs kunnen blootstaan aan kritiek wanneer men niet, dan wel te laat maatregelen treft. Dergelijke kritiek moet echter worden beschouwd als inherent aan de aard van de functie. Maatschappelijke ophef en mogelijke (media-)kritiek mag nimmer leiden tot een minder zorgvuldig en minder afgewogen beleid ten opzichte van de medisch beroepsbeoefenaar of zorginstelling. De van overheidswege toegekende bevoegdheden behoren, kortom, met terughoudendheid te worden toegepast.

Dat medisch beroepsbeoefenaars en zorginstellingen intussen niet met lege handen staan wanneer sprake is van normoverschrijding door dergelijke functionarissen, is met de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State opnieuw en krachtig geïllustreerd.

___________________


1. Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1502.
2. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is inmiddels in de plaats gekomen van de Kwaliteitswet zorginstellingen.